Via de yahoogroep voor gecertificeerde trainers in Geweldloos Communiceren kwam Jan van Koert in februari 2007 in contact met een ‘dramatische’ oproep van Evance Owuor Odula, woonachtig op Rusinga Island in Kenia. Deze oproep had als basis Geweldloze Communicatie te introduceren op het eiland om het huiselijk geweld naar vrouwen en (wees)kinderen te verminderen. Dit gebied kent een geregistreerd aidspercentage van bijna dertig procent en ongeregistreerd dus nog wat meer. De bevolking van Rusinga Island omvat ongeveer zesentwintigduizend zielen. Zeventig procent van de gezinnen is een nul – of éénouder gezin en veertig procent van alle kinderen is wees. De gemiddelde levensverwachting ligt tussen zesentwintig en zesendertig jaar vanwege de HIV/AIDS problematiek. Het inkomen per hoofd van de bevolking ligt onder de één dollar per dag.
De druk die de wezen leggen op de bestaande gezinnen is dermate groot dat het geweld de pan uitrijst. Lees: slaag, aanranding en verkrachting.
Jan ging er in augustus 2007 heen en kreeg daarbij, onverwacht, een reisgenoot uit de USA, Marian, die ook via Schiphol reisde.
Marian heeft vijf uur film gemaakt in de augustusperiode en het sponsorship op zich genomen van de Pre-school (groep één en twee in Nederland) om deze kinderen van een lunch te voorzien. Bovendien heeft ze zich bereid verklaard te helpen een adoptie systeem op te zetten waarbij Amerikanen een wees financieel kunnen adopteren.
Jan is begonnen met het opzetten en uitvoeren van trainingen in Geweldloze Communicatie (Non Violent Communication of kortweg NVC) en heeft Evance en vrienden geadviseerd om een officiële stichting naar Keniaans recht (foundation) op te richten. Een stichting die een Ecovillage omvat waarin NVC, ecofarming en permacultuur, ecotourisme, aidsvoorlichting en -bestrijding, opvang en adoptie van weeskinderen en spirituele ontwikkeling een plek kunnen vinden. Door deze activiteit internationaal toegankelijk te maken kan er ook brood op de plank komen voor een deel van de lokale bevolking.
‘Een onvergetelijke ervaring’, zo vertelde Jan bij thuiskomst. Er is zoveel armoede en honger, er is geen stromend water (water wordt uit het meer gehaald met emmers en op het hoofd naar huis gedragen, soms kilometers ver) en geen elektriciteit.
Vooral het enorme aantal wezen ten gevolge van het vroegtijdig overlijden van de ouders door AIDS had grote indruk op Jan gemaakt. Zou het feit dat er ’s avonds geen licht is van invloed zijn op het seksuele leven van de mensen? Het feit dat in Kenia polygamie heel gewoon is, is vast ook debet aan deze situatie. En condooms? Die zijn er wel, maar omdat ze gratis zijn gaan veel mensen ervan uit dat het niet goed kan zijn.
Er was veel interesse in de trainingen die Jan gaf. Mensen uit de regio kwamen toegestroomd en er kwamen uitnodigingen voor lezingen en trainingen vanaf de andere kant van het eiland.
Het lesgeven ging niet zoals we in het Westen gewend zijn. Veel mensen spraken geen Engels, dus werd er tijdens de les vertaald (in Luo). Het concept ‘afspraken’ bleek anders dan in Nederland. Vaak begon de les een uur later dan was afgesproken met twee deelnemers en eindigde met veertig. Omdat de mensen zo arm zijn kunnen ze het zich niet permitteren om niet te werken, dus als er werk voorhanden was misten ze een deel van de les. Veel vrouwen werkten gewoon door (aan het vlechten van touw en manden) tijdens de trainingen.
Er was veel dankbaarheid, zowel voor Jan’s inspanningen als voor de tweedehands laptop die Jan meebracht. Gewone potloden werden als kostbare geschenken in ontvangst genomen.
Jan was geraakt door de veerkracht en het optimisme dat de Kenianen lieten zien en zeer geroerd door alle blijken van waardering. Een jongeman zei: ‘Jan, het kan me niet eens zoveel schelen wat je komt doen. Je aanwezigheid alleen al geeft ons hoop!”
Op zijn terugreis heeft Jan in Nairobi een onderhoud gehad met Ms. Florence Mpaayei, de uitvoerend directeur van NPI-AFRICA, een Non Governmental Organisatie (NGO) die zich bezig houdt met vredesinitiatieven door geheel Afrika.
Zie ook www.npi-africa.org. Een groot succes dus, deze reis naar Afrika.
In september ging een Duitse trainster, Irmtraud Kauschat, verder met NVC trainingen geven.
Op verzoek nam Jan de rol van internationaal coördinator op zich waardoor hij naar eigen inzicht trainers uit alle werelddelen, die een persoonlijke bijdrage in Kenia willen leveren, kan ‘oplijnen’ en afstemmen.
Jan zelf had het voornemen om in december weer terug te gaan naar Rusinga Island, het eiland dat mèt haar bewoners zo’n grote plek zijn gaan innemen in zijn hart.
De bedoeling is om minimaal twee jaar voor uit te trekken om de eilandbewoners ‘zelfvoorzienend’ te maken in het omgaan met Geweldloze Communicatie. De bedoeling is dat er, lokaal, rond kerst 2009 voldoende expertise is opgebouwd. Dat er voldoende eilandbewoners opgeleid om Geweldloze Communicatie over te dragen aan hun eigen volk. Het plan is om te beginnen met het onderwijzen van NVC op alle scholen die het eiland rijk is. Als dat lukt, zou Rusinga Island wel eens een voorbeeldfunctie kunnen vervullen van het effect van Verbindend communiceren.
Wat volgt is een weergave in dagboekvorm van de tweede reis die Jan maakte naar Rusinga Island. Deze keer heb ik hem vergezeld en de tekst is gebaseerd op aantekeningen die ik dagelijks maakte.
Inde van Erven, mei 2008
Half zes ’s morgens opstaan om de laatste voorbereidingen te treffen voor het vertrek naar Nairobi. Om zeven uur komt de taxi, precies op tijd om ons met vijftig kilo bagage naar het treinstation Bilthoven te brengen. De chauffeur neemt, ondanks dat hij een Tomtom heeft en die ook gebruikt, de verkeerde weg. Richting Den Dolder. Wij zijn verbaasd. Een taxichauffeur die niet weet waar een station is?? Op onze aanwijzingen vindt hij dan toch zijn weg en zijn we nog op tijd voor de trein die deze keer echt op tijd vertrekt.
In Utrecht stappen we, nipperend, op de volle trein richting Schiphol. We hangen wat rond bij de bagage, want zitplaatsen zijn er niet. Al lezend in Metro en Spits bereiken we Schiphol.
Eerst de vliegtickets halen voor de reis van Nairobi naar Kisumu bij de balie van het World Ticket Center. Dure tickets. In Kenia zijn ze beslist goedkoper, maar we durfden deze keer niet het risico te nemen dat de vluchten volgeboekt zitten. Geen idee hoe de frequentie van het vliegverkeer is in Kenia rond Kerst en Oud en Nieuw en we weten ook niet hoe reislustig de mensen daar op dat moment zijn. Wordt er wel wat gevierd? En hoe dan?
Omdat we al via internet hadden ingecheckt denken we snel de bagage af te kunnen geven. Maar nee, de lange, langzaam bewegende rij, lijkt uren te duren. Wat is nou precies het nut van het inchenken via internet, behalve dat je misschien wat meer keuze hebt bij de zitplaatsen?
Als we net de douane door zijn stuiten we op een bekende, Govert van Ginkel. Govert is een collega van Jan, nog niet gecertificeerd, maar wel hard op weg. Er wordt wat uitgewisseld over de ervaringen van de laatste tijd. Govert zegt contact op te zullen nemen voor een afspraak zodra hij terug is uit Canada, waar hij even tot rust wil komen na een vermoeiende tijd. Het afgelopen kwartaal heeft hij drie oefengroepen begeleid.
Wij gaan op zoek naar warme chocomel, wat niet eenvoudig is, want we willen geen in de magnetron opgewarmde chocolademelk uit een flesje. Na wat zoeken vinden we wat we willen. Even zitten.
Dan gaan we nog wat water halen en de flessen laten sealen want anders mogen ze niet mee in het vliegtuig. En een chipje, want we willen graag veel foto’s maken.
Het instappen gaat snel, want het vliegtuig is zo groot dat er twee ingangen tegelijk open zijn. Alle plaatsen zijn bezet. Wij zitten aan het raam, maar boven de vleugel en kunnen dus niet veel meer zien dan wat wolken en de lucht.
Jan’s verkoudheid begint door te zetten en hij besluit maar wat te gaan slapen.
Ondanks dat we een half uur later zijn vertrokken dan gepland, komen we op tijd aan in Nairobi. Eenentwintig graden, zegt de gezagvoerder. En dat om kwart over acht ‘s avonds. Worden we wel blij van.
Door de douane gaan we langzamer dan gedacht. De rij mensen die nog een visum willen hebben, verplicht voor Europeanen, gaat even langzaam als de rij waar wij in staan. En wij hebben al een visum. Misschien kunnen we de volgende keer de tijd en de kosten voor het halen van een visum dus uitsparen?
Even geld wisselen. De euro’s die we ter omwisseling aanbieden voor de Keniaanse shillingen worden niet nageteld! We worden op ons woord geloofd. Dat hebben we nooit eerder meegemaakt bij een bankier.
De taxi brengt ons vlot door het donker naar het Milimani Hotel. Aangezien Jan daar in augustus ook is geweest is de kwaliteit van de hotelkamer geen verrassing.
Eenvoudig en schoon.
Het is nog vroeg. We nemen een wijntje in de tuin van het hotel. Bij het door palmbomen en reuzencactussen (ze zijn net zo groot als de palmbomen) omringde zwembad zitten we te genieten. Vakantiegevoel!
De volgende morgen enigszins geradbraakt. Het bed zorgde voor rugpijn en Jan voelt zich nu echt ziek. Paracetamol bewijst zijn dienst.
Bij het ontbijt wil Jan een gebakken eitje. Als het op tafel komt zien we wat maakte dat het langer duurde dan we hadden verwacht: twee eitjes zijn in twee aparte schaaltjes in de oven geweest om te stollen. Dat is wel een heel andere manier van eieren bakken dan Jan voor ogen gehad en het mist de smaak waar hij op had gehoopt.
Na het ontbijt gaan we op pad, met de taxi naar Central Market om inkopen te doen; cadeaus, met name schoenen, voor de families op het eiland. En petten en een zonnebril. In het koude, mistige Holland was de gedachte aan stralende zon blijkbaar zo ver weg dat we vergeten zijn om die in te pakken. We schaffen ook een thermometer aan, om Jan’s temperatuur in de gaten de houden.
Om half één hebben we een lunchafspraak met Florence Mpaayei van NPI Africa en Mr. Omboke. Na enig overleg besluiten we om Indiaas te gaan eten. Er leven een groot aantal Indiërs in dit land en veel van het Keniaanse eten is geïnspireerd op de Indiase keuken. Veel chapatis, en massala chai (gekruide Indiase thee) als dessert.
Mr. Omboke vertelt hoe hij bezig is met NPI, the Nonviolent Peace Force, in Kenia en daarbuiten tot in Sri Lanka toe. De trainingen die NPI geeft worden steeds aangepast aan de vraag: meer spiritueel of meer actiegericht.
We geven dat we menen enig idee te hebben gekregen van de gang van zaken in Kenia, doordat we het boek hebben gelezen van Wangari Maathai. Zij heeft de Nobelprijs voor de vrede ontvangen voor haar inzet om op geweldloze wijze aandacht te vragen voor de problemen waar Kenia mee kampt, zoals: de positie van de vrouw, onderdrukking en geweld en de teloorgang van het natuurlijke milieu in het land. In haar boek ‘Ongebroken’ beschrijft ze onder meer haar ervaringen in de gevangenis, waar ze regelmatig, samen met twintig anderen, terechtkwam. Mr. Omboke geeft te kennen dat daar waar Maathai sprak over ‘anderen’, hijzelf vaak één van die anderen was.
We ervaren het gesprek als inspirerend. Nieuwe ideeën, meer inzicht in de situatie in Kenia en toegang tot mensen die in de toekomst belangrijk kunnen zijn voor samenwerking en hulp. Mr. Omboke geeft nog wat propaganda materiaal mee voor de mensen op Rusinga Island. Tenslotte zullen er op eind december verkiezingen zijn. De kans groot dat we mensen treffen die geïnteresseerd zijn in alternatieve manieren om om te gaan met de problemen waar Kenia mee kampt.
Veel mensen die we spreken geven aan dat ze hopen dat Raila Odinga de nieuwe president. Hij zou een nieuwe wind laten waaien door het land, en al lange tijd ‘verwaarloosde’regio’s wellicht meer aandacht geven. Florence laat, tussen neus en lippen, weten dat ze het wel dapper vindt dat wij in deze (woelige verkiezings-)tijd in Kenia durven te verblijven. Het dringt niet helemaal tot ons door wat ze daar mee bedoelt.
We nemen afscheid van Florence en pakken een taxi naar het kantoor van de advocaat, Mr. Enonda Dickson, waar Jan vanuit Nederland contact mee had gemaakt over het oprichten van een Stichting naar Keniaans recht. Ongevraagd lift Mr. Omboke met ons mee, een naar Keniaanse begrippen normaal gebruik. Op korte afstand van het advocatenkantoor stapt hij uit en nemen we afscheid.
Omdat we een nog een half uur hebben voordat we ten kantore worden verwacht, vragen we de bewaker van het kantoorgebouw (bijna alle kantoren hebben één of meerdere bewakers) of hij weet waar we een zonnebril kunnen kopen. Hij spreekt met een collega-bewaker en deze gaat (blijkbaar) op zoek en komt zowaar terug met iemand die brillen en horloges verkoopt. Een (nep?) Ray Ban voor duizend Keniaanse Shillings. We gaven aan dat dat meer is dan we willen betalen en na wat over en weer wordt de prijs bepaald op achthonderd Shillings. Afdingen is heel normaal in Kenia en als je het niet doet betaal je dus gewoon meer dan men verwacht.
De advocaat blijkt een betrokken en begeesterde man. Hij vertelt dat hij vroeger voor Human Rights heeft gewerkt. Vandaag is een feestdag. De terugkeer van de moslims die op hadj zijn geweest naar Mekka wordt gevierd. Toen bleek dat wij echt niet tot de volgende dag konden wachten – omdat we dan zouden vertrekken naar Kisumu – was Mr. Dickson speciaal voor ons naar kantoor gekomen. Hij toont zich coöperatief en open-minded en is oprecht geïnteresseerd in onze plannen. Het idee om ‘besluiten te nemen op sociocratische grondslag’ op te nemen in de statuten spreekt hem aan. Hij wil er graag meer over weten.
Jan is nog niet beter en moe van alle gepraat en ontmoetingen. Dus keren we, na het regelen van de zaken met de advocaat, zonder omwegen terug naar het hotel, waar Jan in slaap valt.
Terwijl ik op het toilet zit ontdek ik tot mijn verbazing dat er een douchegordijn hangt. Jan had namelijk al eerder overnacht in dit hotel en me verteld dat er geen douchegordijn was. Ik had ’s morgens een douche genomen en (dus) geen gordijn opgemerkt. Het leek onwaarschijnlijk dat er ondertussen iemand was gekomen om er een op te hangen. Opmerkelijk hoe onze gedachten onze perceptie kunnen beïnvloeden!
Na een heerlijk avondmaal, een Indiase vegetarische curry, en voor Jan een kopje soep, rekenen we af en bestellen een taxi voor de volgende morgen. Over het afrekenen: in hotels tekent men gewoonlijk het bonnetje af van de genoten maaltijd. In dit hotel wordt verwacht dat je daarna elders apart het bonnetje van de alcoholische drankjes tekent. En dan wéér ergens anders de softdrinks en de sapjes. Een hele procedure dus.
Half zes op. Jan heeft goed geslapen en voelt zich een stuk beter. Ik voel me niet zo fris De nacht was kort en om half zeven staat de taxi klaar. Waarschijnlijk stond hij er al de hele nacht en heeft de chauffeur er ook in geslapen. Hij kamt zijn haren nog even en dan gaan we naar het vliegveld. Een ritje van een half uur. Als er geen wegversperringen zijn tenminste. Er zijn er maar twee en wellicht vanwege het vroege uur kunnen we, na het checken van de kofferbak, doorrijden.
Mooi op tijd op Kenyatta Airport. Naar de vertrekhal. Jan op een stoel met de bagage en ik in de rij voor een kop thee. Duurt een kwartier voordat ik aan de beurt ben. Zonder overdrijven. De man voor mij toont zich geïrriteerd met de duidelijk onervaren bediening aan de balie. Alles gaat even langzaam, zelfs het zoeken naar wisselgeld. Dat was er niet en dus wil de man, die voor mij in de rij staat en eindelijk aan de beurt is, zijn geld terug en geen drinken. Dat kan niet, zeggen ze, wat de man nog bozer maakt. En zo duurt het nog langer voordat ik aan de beurt ben. Eindelijk kan ik twee kopjes thee krijgen en verder niets, want behalve wat zoetigheid, is er geen eten meer over. Een beetje teleurgesteld ga ik terug naar Jan en drinken we onze thee.
De tijd verstrijkt. Omdat we beginnen te denken dat het zo langzamerhand wel tijd is om in te checken gaat Jan even navragen of we wel bij de juiste gate zitten. Nee dus. Boardingpas gehaald en weer zitten, nu bij een andere gate. Duurt wel lang. Plotsklaps hoorden we iets omroepen over ‘remaining passengers for Kisumu’. Zou dat over ons gaan? Navraag levert een bevestigend antwoord op. We zitten (weer) niet bij de juiste gate. Het vliegtuig staat al klaar om te vertrekken! Dwars over het vliegveld, hollend, laverend tussen andere vliegtuigen, worden we naar een klein vliegtuigje geleid. Ze staan op ons te wachten, en op ons alleen! Nauwelijks hebben we ons geïnstalleerd of we stijgen op.
Drie kwartier later komen we in Kisumu aan en waar Evance Odula ons zou oppikken met een taxi. Geen Evance. Bellen: over drie kwartier zal hij er zijn. Buiten, in een soort tuin gelegen naast de startbaan is een mogelijkheid om iets te nuttigen. Gezeten in de schaduw van een boom drinken we thee en eten wat sandwiches. De keuze is niet zo groot omdat we in dit tropische klimaat alleen dingen kunnen eten gekookt of gebakken zijn. De ‘ober’ excuseert zich dat we zo lang moesten wachten op het eten. Hij verklaart dat hij liever bedient in een ‘Europees tempo’.
We wachten. En wachten. Ondertussen zien we bussen met kinderen schoolreisjes maken naar het vliegveld. Een aantal uren later zien we Evance aankomen. Met de taxi. Een fietstaxi. Hij heeft een lange reis achter de rug en dus bieden we hem een colaatje aan. Of hij honger heeft? Vanmorgen heeft hij wel ontbeten, komt er aarzelend uit. Wat zou je willen? Kip! Dat eten we alleen op hoogtijdagen. Met Kerstmis, als we gespaard hebben.
Na het serveren (in Afrikaans tempo dus) en nuttigen van het eten zijn we weer een uur verder. Dan nemen we een taxi naar het stadje Kisumu. Vandaar zullen we per bus naar het eiland gaan.
Wat een chaos in Kisumu! Markt en veel bussen, de één nog ouder dan de ander. Evance weet de juiste bus te vinden. Hoe? Geen idee, want de bussen dragen geen aanduiding van hun bestemming. Koffers op het dak gehesen en aan boord. Krap.
Eerste stop: een enorme hoeveelheid zakken cement wordt op het dak gehesen. Neemt ongeveer 20 minuten in beslag. Tweede stop: weer wordt er van alles op het dak gehesen. Geen idee wat. Een wonder dat er nog plaats voor is. We zijn Kisumu nog niet uit.
Ondertussen krijgen we een preek. De dominee, die tegelijk met de cementzakken aan boord is gekomen, spreekt wel een uur lang, met donderende stem. Biro, biro (volg) en als je een donatie geeft zal de Heer je zeker zegenen.
Het blijkt dat we geluk hebben met een zitplaats. Anderen zijn niet zo fortuinlijk. Op een zeker moment stapt er een oude vrouw in en komt naast ons te staan. Onze natuurlijke neiging is om plaats te maken voor haar. Niemand anders voelt zich blijkbaar geroepen. We vragen Evance of het in Kenia misschien niet de gewoonte is om oudere of zwangere vrouwen een zitplaats aan te bieden.
Zijn antwoord hadden we niet kunnen voorzien. Het is verboden om in de bus te staan tijdens de reis. Je kunt ervoor in de gevangenis worden gezet. Om die reden is het beter dat oude vrouwen en ‘locals’ de staanplaatsen bezetten, want die lopen beduidend minder kans om gevangen gezet te worden dan jongeren en mannen. Buitenlanders worden door de politie helemáál uitgekleed.
En jawel, zodra er een controlepost in zicht komt duikt iedereen die in het middenpad staat naar beneden om na het passeren ervan weer omhoog te komen. Komisch wel, omdat politieagenten natuurlijk ook weleens per bus reizen en dus heel goed weten wat er zich afspeelt.
Het enige dat we kunnen doen om de staande mensen te ontlasten is aanbieden om hun tassen of baby’s op schoot te nemen, want ook daar is geen plek voor.
De oude vrouw is zeker een uur in discussie met de conducteur die ook meereisde. Navraag bij Evance maakt duidelijk dat zij niet voldoende geld heeft om de busreis te betalen. Of misschien wel heeft, maar niet bereid is om meer te betalen dan ze in haar hoofd heeft. Ze geeft de conducteur dus minder geld dan de reis kost. Blijkbaar is hij dat wel gewend en hij weigert het bedrag met de vermaning dat ze echt het volle pond dient te betalen. De onderhandelingen nemen zeker een half uur in beslag. Dan geeft de conducteur zich kennelijk gewonnen en overhandigt de vrouw een kaartje. Voor niks, blijkt tot onze verbazing.
We hobbelen de laatste drie kwartier over een ‘dirtroad’. Tegen het einde van de rit stopt de bus bij ieder kruispunt. Aan de kleding van de mensen te zien worden ze steeds armer naarmate we onze eindbestemming naderen.
Eindelijk kunnen we het Victoriameer zien liggen en bereiken we het eindpunt. Nog één kilometer zeulen met de koffers naar de plek waar de veerboot vertrekt. Drie kwartier later begint de overtocht over het uitgestrekte meer met een kustlijn van bijna drieëneenhalf duizend kilometer, dat niet alleen aan Kenia grenst, maar ook aan Tanzania en Oeganda. Het Victoriameer is het grootste meer van Afrika.
Aan de overzijde, in Mbita, staat een taxi voor ons klaar. Na het inslaan van vele flessen water gaan we op weg naar Rusinga Island. Het is donker als we arriveren. Echt donker, want elektriciteit en dus lantaarnpalen zijn er niet. We schudden vele handen, van mensen wier gezicht ik de volgende dag niet meer herken omdat ik ze in het schaarse licht van de olielampjes niet goed kan zien.
Onze gastheer, Evance, staat erop dat we met hem meegaan naar zijn huis (tien vierkante meter groot) alvorens ons naar ons slaapadres te begeleiden. Een olielamp is niet aanwezig, dus zitten we bij het licht van zijn mobieltje op het bankstel dat onlangs is aangeschaft. Evance laat ons even alleen om de olielamp te halen die eigenlijk in het winkeltje van zijn vrouw nodig is. Wij wachten geduldig in het stikkedonker op zijn terugkeer. In het licht van de gearriveerde olielamp kunnen we zien dat het bankstel inderdaad prachtig is. Het oude, dat er ook nog staat, trouwens ook. Al met al kunnen we nog net onze benen kwijt tussen de tafel en het bankstel. Achter een gordijn is de ‘keuken’ en de ‘slaapkamer’.
Na een kwartiertje gaan we met de koffers op pad naar ons slaapadres, het huis van Ruth. Daar worden we hartelijk ontvangen en krijgen we een voedzame maaltijd aangeboden. We ontmoeten er ook Ruth’s man, Richard, en de kinderen Leila en Babra (soms zeggen ze Barbi) en de drie inwonende weesmeisjes. Na wat bijpraten met onze gastvrouw (Jan had in augustus ook bij haar gelogeerd) gaan we naar het slaapkamertje met kleine tweepersoons bedje met muskietennet. De koffers passen er alleen maar in als we ze onder het bed duwen.
Tanden poetsen doen we buiten. Met onze zaklamp ga ik op zoek naar het hurktoilet in een gebouwtje op ongeveer honderd meter verderop.
Om negen uur is er een bijeenkomst met Evance over het programma van de komende dagen. Ook de statuten van de op te richten stichting komen aan de orde. Na een geanimeerd en constructief gesprek wordt om half één de lunch geserveerd bij Evance thuis. Daar is iedereen verzameld voor het eten; Mary (Evance vrouw) en de drie kinderen. De jongste daarvan heet Jan!
We krijgen rijst met bonen en het smaakt prima. Na een korte rustperiode zetten we de vergadering weer voort. Er valt veel te bespreken.
Op de terugweg naar onze slaapplaats, het huis van Ruth, komen we langs de basisschool en zien daar Phoebe (lerares op de NA Noel Pre-school) staan met haar drieëneenhalve maand oude zoontje op haar arm. Trots laat ze hem zien en vertelt hoe hij heet: Jan! Dat is de tweede Jan die na Jan’s vorige verblijf geboren is. De inspiratiebron voor deze naamgeving staat met het kind in zijn armen en tranen in de ogen. Tijdens onze avondwandeling lopen we nog even langs Jantje om hem een knuffeltje te brengen, waarvan we er een aantal in onze koffers hadden gepakt.
De wandeling brengt ons ook langs een huisje waar een vrouw ons wenkt. Of we even binnen willen komen? In de schaars gemeubileerde kamer mogen we op een stoel gaan zitten. Er zijn er in totaal vier, allemaal verschillend van uiterlijk, en een tafeltje. Ik kies er één uit waar ik naar mijn idee niet direct doorheen zal zakken.
In gebroken Engels doet de vrouw haar verhaal. Haar man is vijftien jaar geleden overleden en sindsdien is er geen inkomen meer. In een hoekje van de kamer zitten drie jongetjes, in leeftijd variërend drie tot zeven jaar, ons met grote ogen van nieuwsgierigheid aan te kijken. Door de open deur zien we een baby buiten rondscharrelen tussen de kippen.
Vier kindertjes die, waarschijnlijk zoals zovelen, verwekt zijn door vissers in ruil voor eten. De vrouw vertelt dat ze niet weet hoe ze rond kan komen. Ze vist weleens in het meer en probeert wat groente te verbouwen, maar het is onvoldoende om haar vier kinderen te voeden. Of wij ze alsjeblieft willen meenemen en voor ze willen zorgen? En als vier teveel is, misschien eentje dan of twee?
Het enige dat wij op dat moment kunnen doen is karrenvrachten met empathie geven. Enigszins ontdaan verlaten we haar huisje met de belofte haar positie te bespreken binnen de foundation en daarop terug te komen.
’s Avonds eten we rijst met bonen en chapatis.
Vannacht heeft het geregend en de morgen begint bewolkt.
Richard, de man van Ruth, is thuisgekomen en hij luistert graag naar de radio. De hele dag en ook ‘s avonds staat hij aan. De normale nachtelijke geluiden van geiten, wind, ezels en dieren die we niet thuis kunnen brengen worden overschreeuwd door het gepraat en de liedjes van de radio.
Het ontbijt bestaat uit brood met gekookte eieren. Vervolgens zijn de kippen er als de kippen bij om de kruimels te zoeken. Een kip probeert op tafel te springen.
We vragen Ruth hoe onze financiële bijdrage eruit zal zien. Want voor ons verblijf betalen we zelf. Deze mensen kunnen nauwelijks rondkomen van wat ze verdienen. Richard heeft heel lang zonder baan gezeten en is sinds een week werkzaam bij een telecombedrijf. Als hij veel verkoopt verdient hij redelijk en als het een dag minder gaat, dan zakt zijn inkomen tot een niveau waar niet van te leven is. Gelukkig heeft Ruth ook een baan. Zij werkt met mensen die AIDS hebben. Doet counseling en helpt met praktische zaken. Daarnaast hebben ze een lening gekregen voor een oplaadsysteem van mobieltjes dat op zonne-energie werkt. Iedereen kan daar zijn mobieltje komen opladen (een vast net is er niet) en betaald daar Ksh 20,- voor. Het duurt een aantal uren en dan kan het mobieltje weer opgeladen mee naar huis.
Ze kunnen zich dus relatief goed redden met wat er aan inkomsten binnenkomt en toch lijden ze meest van tijd honger. De kinderen hebben ronde ‘hongerbuikjes’. Ruth wil niet zeggen hoeveel geld ze van ons nodig heeft. En wij hebben echt geen idee van de prijzen en zo. Dus vragen we Evance wat hij een redelijk bedrag vindt en dat betalen we aan Ruth. Met dit geld kan de hele familie gedurende de tijd dat wij er zijn goed eten. Daarna is het feest weer voorbij …..
We gaan naar de preschool waar Jan wat wil schrijven. De geringe hoeveelheid licht in het huis van Ruth maakt schrijven lastig.
Eén van de leraressen (én moeder van Jantje), Phoebe, wil graag praten over de problemen van de laatste tijd. Ze vertelt over een collega die is afgehaakt omdat ze geen salaris krijgt terwijl ze begrepen had dat ze binnenkort echt een salaris kon verwachten. In werkelijkheid was er geïnvesteerd in de school zelf. Deze investering was nodig om de school überhaupt te laten functioneren nu de vorige sponsor, een vermogende Amerikaanse dame, was overleden. Marian had de sponsering weliswaar gedeeltelijk overgenomen, maar alleen het deel dat de wezen in staat stelt om naar school te gaan. Van de $ 300,- die Marian maandelijks betaald voor de vijfenveertig wezen blijft niets over aan salarisgeld voor de vier leraren van de preschool. Zij werken onbezoldigd.
Van de vier leraressen blijken er drie een man te hebben die ervoor zorgt dat er thuis eten op tafel komt. De vierde is dus de enige is die werkelijk behoefte heeft aan salaris om haar twee kinderen te kunnen voeden. In overleg met alle betrokkenen treffen we een voorlopige financiële regeling om haar voor de school te behouden. Daarnaast benadrukken we het belang van ‘selfsupporting’. Evance had ons verteld dat de school voorheen een ‘chickenfarm’ had. Nu resteren alleen een verwaarloosd kippenhok een wat loslopende kippen. Phoebe vertelt dat er een ziekte heeft huisgehouden en dat ze toen de boel op hun beloop hebben gelaten. We vragen Evance om er op toe te zien er geld beschikbaar wordt gesteld om de ‘chickenfarm’ nieuw leven in te blazen.
Het hoofd van de school, James, is een bevlogen uitdrager van NVC. Sinds Jan’s vertrek in augustus komt onder zijn bezielende leiding iedere zondag een aantal mensen bijeen in de school om te trainen in NVC. Daarnaast heeft hij met succes een Comhotel (want café’s kennen ze niet op het eiland) georganiseerd over drankmisbruik.
Vandaag werken Jan en Evance weer aan de statuten. Dat vraagt oplettendheid en zorg want de statuten liggen aan de basis van het hele Ecovillage plan. Een nieuwe, hoopgevende, naam voor de village is inmiddels op komen borrelen: Badilisha (verandering). Ik word blij van zowel de betekenis als de klank.
’s Middags houdt Jan de eerste NVC trainingsbijeenkomst. We beginnen om twee uur. Als eerste deelneemster verschijnt Ruth. Om half drie verschijnen Evance en James. Genoeg om het ‘NVC spel’ te spelen. De eerste persoon geeft een ‘observatie’, de volgende een ‘gevoel’, de derde een ‘behoefte’ en de laatste doet een ‘verzoek’. Dit blijkt niet eenvoudig, en dus zinvol om te oefenen. Het feit dat er geen logica in hoeft te zitten maakt het tot onze verrassing niet makkelijker, maar soms juist moeilijker.
Na verloop van tijd druppelen meer deelnemers binnen. Jan begint met het uitdelen van de Certificaten van deelname aan de eerste twee trainingen en geeft uitleg over het belang ervan als iemand ooit trainer wil worden; voor certificering is een minimum aantal trainingsuren vereist. Nog steeds komen er mensen bij, tot we in totaal veertien deelnemers in de cirkel hebben, zittend op de schoolbankjes van de Baptistenkerk.
Dan kunnen we praten over leerdoelen en commitment. Vooral dat laatste is van groot belang. Tijdens de vorige trainingsperiodeperiode, in augustus 2007, gebeurde het meer dan eens dat de eerste deelnemers zich pas een uur na aanvang kwamen melden. Tot die tijd zat Jan dan te wachten met als enige aanwezige een ezel die even om de hoek kwam kijken. Tegen het einde van de bijeenkomst zat de ruimte dan wel vol met geïnteresseerden, maar omdat Jan steeds maar weer in herhaling viel om de nieuwkomers bij te praten lag het tempo lager dan Jan wilde.
We stellen een trainingsschema vast waar iedereen zich in kan vinden. Iedereen geeft aan op de afgesproken tijd te willen komen. Herhaaldelijk worden we gestoord door rinkelende mobieltjes, tot Jan het verzoek doet of ze uit kunnen.
Vier mensen hebben vertaling nodig. Ruth neemt deze taak op zich. Soms ontspint zich een levendige discussie in de lokale taal, het Luo. Niet altijd lukt het om alles over en weer te vertalen. Soms ook is het moeilijk om de mensen die wel Engels spreken te verstaan. De mensen hier spreken zachter dan wij in Nederland gewend zijn. Misschien omdat de achtergrondruis in dit gebied van de wereld, zonder verkeer en zo, lager is dan in Nederland?
Na afloop gaan we nog even langs het huisje van de vrouw die haar kinderen ter adoptie aanbod aan om. Dit keer gaat Ruth mee en zij vertaalt voor ons. Nogmaals doet de vrouw haar verhaal. Haar kinderen blijken op de preschool te zitten. Ruth zal aan Phoebe vragen om ze in het sponsorprogramma van Marian op te nemen.
De vrouw toont zich opgelucht. Eenmaal opgenomen in het sponsorprogramma zouden haar kinderen tenminste iedere schooldag een lunch krijgen.
Jan wil graag meer doen en vraagt hij Ruth of hij de vrouw geld zal geven. Ruth bespreekt dit met de vrouw en de uitkomst is dat ze liever etenswaren ontvangt dan geld. Dit verbaast ons en we vragen Ruth om uitleg. Ze vertelt dat de vrouw bang is dat ze het geld zal gebruiken voor sterke drank in plaats van eten voor haar en de kinderen.
Ruth voegt gelijk daad bij woord en doet, samen met één van ‘haar’ weeskinderen boodschappen. Jan en ik brengen die vervolgens als kerstgeschenk naar de vrouw. Op haar opmerking dat ze niet weet hoe ze haar blijdschap en dankbaarheid kan tonen zeggen we dat haar geluk ons hart verwarmt en dat we dat als een cadeau ervaren. Met gemengde gevoelens gaan we weer huiswaarts. Het maakt ons blij dat we een kleine bijdrage kunnen leveren om iemands leven dragelijker te maken en tegelijkertijd realiseren we ons dat het een kleine druppel is op een grote gloeiende plaat.
Vanmorgen om acht uur op pad naar het huis van Michael, de vader van Evance, voor de eerste Pre-foundation meeting. Een uur lopen, naar de andere kant van het eiland, tenminste als we niet de weg kwijtraken. Dat doen we wel, het duurt wat langer en de zon wordt al aardig warm. Gelukkig hebben we ons goed ingesmeerd met zonnebrand.
Op de afgesproken tijd komen we aan bij Michael. We krijgen thee met zelfgebakken zoetigheid. Dat is opvallend Het is de eerste keer dat we, als we ergens op visite komen, iets aangeboden krijgen. Waarschijnlijk zijn de meeste mensen te arm. Michael bezit ‘het halve eiland’. En ook al is dat wellicht wat overdreven gesteld, deze ex-directeur van de High School van het eiland heeft in zijn leven heel wat land opgekocht, gewoonlijk van mensen die in geldnood waren. Nu verhuurt hij huizen en boert goed. Hij is overal in de wereld geweest omdat hij expert is op het gebied van permacultuur. Een invloedrijke man dus op het eiland. Dat blijkt ook uit het feit dat op zijn ‘compound’, een groepje huizen bij elkaar op een stuk grond, nog vier huizen staan. Eén voor ieder van zijn vier vrouwen.
Polygamie is een normaal verschijnsel in Kenia. Om je meer dan één vrouw te kunnen permitteren is het wel zaak om voldoende middelen van bestaan te hebben. Alleen rijkere mannen zijn in staat om meerdere vrouwen te onderhouden.
Vrouwen lijken zich te schikken in deze manier van leven. Navraag leert ons dat ze er niet onverdeeld blij mee zijn. Soms mag je blij zijn dat je als bijvrouw wordt gekozen. Het is als vrouw niet makkelijk om zelfstandig in je onderhoud te voorzien, zeker niet als je ondertussen kleine kinderen te verzorgen hebt. En de zorg voor een huishouden te kunnen delen met andere vrouwen kan een verlichting beteken.
Samen met Ruth, Solomon, Evance en Michael zitten we (on)geduldig te wachten op de anderen; Jane, Otiene en Ruth O, komen ruim een uur later. De vergadering kan beginnen. Alles gaat goed en er wordt steeds instemmend geknikt tot de kwestie van de bestuursleden aan de orde komt. Jan had Michael al verteld dat hij wantrouwen wekt als bij de vijf à zes bestuursleden de voorzitter en de secretaris directe familie zijn. Tegen de tijd dat het komt op kandidaatstelling voor de diverse functies van voorzitter, penningmeester en secretaris blijkt één van de kandidaten, Ruth Otieno, van streek omdat Michael geen voorzitter wordt.
Jan stelt voor een pauze in te lassen en iedereen trekt zich terug voor beraad. Hij belt met Irmtraud in Duitsland, want zij zal tenslotte één van de bestuursleden worden.
De oplossing blijkt dat Michael als dagvoorzitter gekozen kan worden zonder zitting te hebben in het bestuur. Hij zal, net als Jan, zitting nemen in de Advisoryboard, de commissie van wijze mensen, een erebaan dus.
Solomon, pastor en boer, wordt gekozen als voorzitter. Ruth Otieno, communityworker, wordt penningmeester en Evance zal de rol van secretaris op zich nemen. Nu maar afwachten hoe deze drie totaal onervaren, maar wel gemotiveerde, bestuursleden het gaan doen. Jan’s voorstel om de bestuursleden voor de duur van één jaar te kiezen wordt aangenomen. Zo kan iedereen zonder ‘gezichtsverlies’ na een jaar aftreden of gevraagd worden om zich terug te trekken.
Het hoofd van de school, James, is een bevlogen uitdrager van NVC. Sinds Jan’s vertrek in augustus komt onder zijn bezielende leiding iedere zondag een aantal mensen bijeen in de school om te trainen in NVC. Daarnaast heeft hij met succes een Comhotel (want café’s kennen ze niet op het eiland) georganiseerd over drankmisbruik.
Vandaag werken Jan en Evance weer aan de statuten. Dat vraagt oplettendheid en zorg want de statuten liggen aan de basis van het hele Ecovillage plan. Een nieuwe, hoopgevende, naam voor de village is inmiddels op komen borrelen: Badilisha (verandering). Ik word blij van zowel de betekenis als de klank.
We gaan weer op de terugweg. Warm en dorstig komen we aan. Even spelen we met de kindjes Leila en Barbra met ballonnen. Dan gaan we naar Evance om wat flessen water te halen die bij hem liggen opgeslagen. Onderweg komen we allerlei bekenden tegen, cursisten, buren en zo, die vriendelijk groeten of een praatje willen maken. Een vrouw die verkoopt vanaf een zeiltje op de grond, wuift naar ons en wil even kletsen. Er lopen wat kleine kinderen om haar heen die ons met grote ogen aankijken. We willen de kinderen wat snoepjes geven. Daar schrikken ze zo van, van die witte mensen zo dichtbij, dat ze hard wegrennen. De meeste kinderen die we hier tegenkomen reageren óf verlegen óf ze willen juist graag een hand geven.
Terwijl ik zit te schrijven is iemand met een machete (een groot hakmes) takken van bomen en struiken aan het hakken. Die zijn bedoeld om een antenne te maken, waarschijnlijk voor de tv (10 x 10 cm) die Richard, de man van Ruth, te leen heeft gekregen en die alleen maar sneeuw te zien geeft. ‘In Mbita deed ie het goed’, zegt hij. Het was een cadeau van vrienden die aan het verhuizen waren.
De tv krijgt hij niet aan de praat. Dat is wel jammer omdat ze graag de presidentsverkiezingen willen volgen, die op zevenentwintigste gehouden worden.
Iedereen die we tegenkomen hoopt dat Raila Odinga gekozen zal worden. Eindelijk een nieuwe president, na vierentwintig jaar Kibaki.
De kippen lopen intussen kakelend om me heen, sommige met een hele schare kuikens. Eén kip zal geslacht worden met kerstmis. De (on)gelukkige is al bepaald.
Een goor matras wordt weer naar binnen gehaald. Ik was in de veronderstelling dat het afval was. Niet dus. De kinderen hebben hier geen luiers, dus komt alles ’s nachts in de matras terecht. In de hete zon droogt de boel wel snel op en ook de geur lijkt te verdwijnen. Het uiterlijk wordt er echter niet beter op. Deze matras is van Leila, twee en een half jaar. Zulke peuters dragen vaak geen onderbroek en doen hun behoefte waar en wanneer ze willen.
Eén van de wezen die is opgenomen in het gezin van Ruth komt terug naar huis. Leila op de heup, een tas in de andere hand. Waarschijnlijk boodschappen gedaan voor het avondeten.
De avond valt en dat gaat snel, dus ik sta op van het stoepje waar ik zit te schrijven ga naar binnen voordat de muskieten mij als maaltijd gaan zien.
Zoals gewoonlijk eten we tegen negenen. De laatste maaltijd die we vóór die tijd krijgen is de ‘thee’. Een overblijfsel uit de tijd van de Engelse kolonisatie. Dat betekent dat we thee met suiker melk krijgen en brood met boter en soms zelfs honing. Vandaag hebben we daarnaast de laatste reep chocolade uit Holland, die wonderwel niet is gesmolten, verdeeld en die wordt met smaak door iedereen genuttigd.
Voor het avondeten krijgen we weer eens rijst met bonen. De poes komt altijd het huis binnen zodra het eten op tafel staat, want ze krijgt dan een bakje van hetzelfde eten als wij. Vanavond tijdens het tandenpoetsen weer veel vuurvliegjes gezien. Wat een plezier!
Vandaag op pad naar de ‘Chief’ van het westelijk deel van het eiland. Een wandeling van een uur naar de andere kant van het eiland. ‘Over the hill’. Het heeft flink geregend en geonweerd ‘s nachts en dat is te merken. Ploeterend door de blubber zoeken we onze weg over de ‘geitenpaadjes’ die op dit eiland de wegen voorstellen. Kleine kuddes ezels maken de weg vrij als we aan komen lopen. In de verte zien we groepjes geiten die zich tegoed doen aan het schaarse groen. De Engelsen hebben bijna alle bomen en andere vegetatie weg gehaald om archeologisch onderzoek te kunnen doen op het eiland. Helaas zijn alle gevonden voorwerpen van het eiland verdwenen richting Engeland.
Onderweg praten Jan en Evance nog wat na over het bestuur. Jan’s voorstel om nog iemand van de oostkant van het eiland op te nemen in het bestuur vond, na lang ‘processen’ van Evance, weerklank. Evance komt met het voorstel om James te vragen, zodat er niet véél meer vrouwen in het bestuur komen dan mannen. Vrijdag middag is er een bestuursvergadering en dan zal James’ aanstelling besproken worden en ook dat de bestuursleden een aanstelling voor één jaar krijgen zodat ze zonder gezichtsverlies kunnen vertrekken.
De Chief was op de afgesproken tijd, negen uur, (natuurlijk) nog niet ter plaatse in zijn kantoor. Om halftien worden we ontvangen door zijn assistent, de ‘deputy’. Jan legt uit wat de foundation plannen zijn. De deputy is blij dat te horen en zegt zijn steun toe.
Inmiddels is de Chief gearriveerd. De vorige ontmoeting die Jan met hem had was niet zo gelopen als hij wenste. Tijdens zijn vorige bezoek, in augustus, werd Jan gevraagd om een begrafenis bij te wonen. Op verzoek maakte hij foto’s van deze gebeurtenis. Toevallig kwam er toen iemand met een hoed en stok in beeld. De persoon in kwestie zwaaide, schijnbaar boos, met zijn stok door de lucht. Toen Jan informeerde wat hij daarmee bedoelde, vertelde de man dat iemand die hij niet kende hem absoluut niet op de foto mocht zetten. Jan verzekerde hem dat dat niet zijn bedoeling was. Maar het mocht niet baten. Ruth sprak de man later ook legde Jan uit dat de man met de stok de Chief was en dat hij nog steeds dacht dat Jan een foto van hem had gemaakt en dus bleef hij boos. Jan wéér naar hem toe om hem ervan te verzekeren dat er écht geen foto van hem was gemaakt. Hij beloofde ook om zo snel mogelijk een afspraak met hem te maken om hem te vertellen wat hij op het eiland deed. Deze belofte wilde Jan nu inlossen.
Gewichtig achter zijn bureautje zittend, in een ruimte van twee bij drie meter, is de Chief bezig met papieren lezen, tekenen en stempelen. Een man staat schuchter te wachten tot de Chief klaar is. Wij mogen vast gaan zitten. Tegenover hem, aan de andere kant van het bureau, staat een stoel die beduidend lager is dan de die van de Chief. Verschil moet er zijn, en graag duidelijk. Jan gaat keurig op de lage stoel zitten en doet zijn verhaal. De Chief knikt en zegt dat hij blij is met Jan’s openheid. ‘Het zou toch vreemd zijn’, zo verklaarde hij, ‘als iemand zou vragen wat jullie op het eiland doen en ik zou verlegen zitten om een antwoord omdat jullie verzuimd hebben om mij in te lichten’. Bovendien kan hij ons project ondersteunen door voor ons overheidsgeld te vragen. Bij het uitwisselen van namen en adressen ziet hij Jan’s dikke, hardgekafte, schrift en zegt dat hij bij ons volgende bezoek graag ook zo’n schrift zou willen ontvangen. Natuurlijk kunnen we hem zo’n steekpenning niet weigeren. Er nemen hartelijk afscheid. Missie geslaagd.
Op de terugweg komen we langs de Rusinga Island Lodge. Bekend vanwege de hoge prijs die toeristen voor deze accommodatie betalen. Voor de goedkoopste optie wordt Ksh 14.000,- (14.000 Keniaanse Shillingen is ongeveer € 130,-) per nacht gevraagd. In het licht van een gemiddeld maandinkomen van Ksh 7000,- ,zoals dat op het eiland gebruikelijk is, een astronomisch bedrag.
Waarom niet even naar binnen? Dus belet aangevraagd en ja, we worden vriendelijk ontvangen door de manager, Wayne, een blanke man uit Zimbabwe. Hij is geïnteresseerd in wat we doen en vertelt dat hij al zoveel van dit soort initiatieven heeft zien sneuvelen waardoor hij wat sceptisch is. Hij wil wel graag op de hoogte gehouden worden en ons behulpzaam zijn als dat zo uitkomt. Zelf doet hij niets aan ontwikkelingswerk, maar hij stuurt zijn gasten wel naar Kageno. Dit is een activiteitencentrum dat onder meer voorlichting geeft over HIV/AIDS en een vroedvrouwen opleiding heeft. Gasten van de Lodge zijn vaak vermogend en geneigd geld te doneren voor zo’n project. Daarnaast verschaft de Lodge werk aan zo’n vijftig mensen. Op zijn aanbod voor een rondleiding gaan we graag in. Evance is zeer onder de indruk en wil graag een foto van hem bij het zwembad.
Evance voelt zich geïnspireerd door de bouwstijl van de accommodatie. De aanwezigheid van een landingsbaan voor sportvliegtuigjes, de shop en de eeuwenoude vijgenbomen vormen de hoogtepunten.
Thuisgekomen blijkt onze was weer keurig gewassen en gestreken en het bed opgemaakt. Er komt visite; Adam en Lauren, twee blanken die een farm zijn begonnen op Mfango, hetzelfde eiland waar Richard ook boert. Ze hebben hondjes bij zich die nog heel jong en dus onzindelijk zijn. Gezamenlijk eten we (natuurlijk) weer rijst met bruine bonen.
We vallen in slaap temidden van de kakofonie aan geluiden. Aangezien Ruth’s huis een twee-onder-een-golfplatenkap is en er gaten in de muren zitten voor balken, die vermoedelijk nooit komen, zijn alle geluiden die de buurman maakt net zo luid alsof ze uit Ruth’s huis komen. Geiten mekkeren, Adam en Lauren spreken Engels, Leila huilt regelmatig, Barbi (zes jaar), die heel ziek is, ligt te hoesten, de radio staat te blèren. Als het geluid van de radio verstomt kunnen we meegenieten met de vrijage van Ruth en Richard en de kip die in een hoek van de slaapkamer zich verheugt op het uitkomen van de eieren. Kerstkuikens. En de regen en de wind, krekels en vogels die blijkbaar ook ’s nachts actief zijn.
Gewekt door Adam en Lauren en piepende puppies. Om zeven uur ook nog vergezeld door beierende kerkklokken van de Baptistenkerk waar Jan meestal NVC klas heeft. Iedere tien minuten worden de klokken geluid. Zal wel met Kerst te maken hebben.
Er wordt driftig schoongemaakt, vooral het tapijt waar de puppies op hebben geplast krijgt een uitgebreide behandeling. Om negen uur is iedereen verzameld voor het ontbijt en vertelt Jan over de Kerstman. Die had ’s nachts een tas met cadeautjes achtergelaten die wij nu mogen uitdelen. Iedereen is blij.
Om kwart voor tien komt James ons, zoals afgesproken, halen om mee te gaan naar ‘zijn’ kerk. Een Nederlandse priester zal de dienst leiden. Als we binnenkomen is het koor nog aan het repeteren. Swingende muziek komt ons tegemoet.
Pater Tielen, een man op leeftijd die al veertig jaar in dit gebied verblijft, komt ongeveer een uur later met zijn gevolg in een jeep aangereden. Hij schrikt zichtbaar als Jan ‘zalig kerstmis’ tegen hem zegt, in het Nederlands! Van zijn stuk gebracht doordat hij in zijn moedertaal wordt aangesproken. Hij toont zich geïnteresseerd in Badilisha en vraagt of we er straks aan de verzamelde gemeenteleden iets over willen vertellen.
Voorafgaande aan de H. Mis vraagt pater Tielen een aantal mensen om te gaan staan. De één heeft een diploma behaald en de ander heeft weer iets anders gedaan dat de aandacht verdient. Allen worden geprezen door de priester. Het ontroert ons om deze dienst mee te maken. Ook al gaat alles in Luo, we vervelen ons geen moment. Aan het einde van de mis mogen Jan en ik samen met James naar voren komen. Jan vertelt over de stichting en wat het doel ervan is en James vertaalt. We zijn verguld met deze gelegenheid om Badilisha te promoten. Na afloop wisselen we adresgegevens uit met de priester en bedanken hem voor zijn medewerking. Met de belofte om contact te houden gaan we, onder begeleiding van James, terug naar het huis. Daar zal om één uur de Kerstlunch geserveerd zal worden. Nog geen echter spoor van Evance en zijn familie, die zich bij ons zouden voegen.
Evance en familie arriveren om halfdrie. Eindelijk lunch. Kersteten, dus veel kip en vlees. Voor mij wordt snel nog een omeletje gebakken, want ik eet geen vlees. Daarna komt er drinken ter tafel, cola, fanta en een halfvolle fles wijn (over van een visite van drie maanden geleden). Van de cola en wijn een tic gemaakt. Daarna is het siësta. Iedereen kletst wat en loopt wat te niksen, althans zo neem ik het waar.
Tegen een uur of vijf blijkt dat we een afspraak hebben met Mozes, de eigenaar van de Baptistenkerk waar de NVC training gegeven worden. Het gebeurt wel vaker dat we een afspraak blijken te hebben waar we niets vanaf weten, of andersom menen een afspraak te hebben, waar andere niet vanaf weten. Mozes had van Ruth begrepen dat de stichting kantoorruimte nodig had en wil daarvoor de rechtervleugel van de kerk wel ter beschikking stellen. In de linkervleugel is de kliniek gevestigd. De kliniek fungeert als hospitaal sinds het gebouw dat Unicef daarvoor had neergezet op instorten staat.
Mozes blijkt eigenaar te zijn van de hele compound. Ook het huis van Ruth dus. De compound heeft de beschikking over een regenwater opslagplaats. Als die leeg raakt wordt het water uit het meer gehaald. Meestal in grote emmers die meisjes (meestal wezen) op hun hoofd naar de huizen brengen. Soms ook worden de emmers per ezelwagen vervoerd. Dat kost echter geld en de meisjes zijn gratis.
Als we de kerkvleugel zouden huren dan is dat inclusief water en bewaking. De locatie is prima voor onze doeleinden vanwege de centrale ligging. Vandaar dat we in onderhandeling gaan de prijs. De verhuurder, Mozes, geeft aan niet in de eerste plaats op geld uit te zijn. Dat wil hij gebruiken voor het opknappen van het gebouw. De prijs wordt in overleg met de manager, tevens werker in de kliniek en buurman van Ruth, bepaald op Ksh 3000,- per maand. Jan suggereert Ksh 30.000,- per jaar, waarvan Ksh 15.000,- bij vooruitbetaling. Hierop wordt de huurprijs bepaald voor de duur van één jaar. Daarna zal er weer gepraat worden over de huurprijs. Ksh 30.000,- is ongeveer € 330,-.
’s Avonds creëren we kerstsfeer met uitrolfluitjes, oplichtende stokjes en sterretjes van Bethlehem. Geweldige sfeer, echt feest, want al dit soort dingen, die wij hebben meegebracht uit Nederland, zijn hier onbekend. Zowel voor hen als voor ons is dit een bijzondere en memorabele Kerst.
Grote, zoemende kevers en bijen vliegen af en aan en soms het huis is. Ze wonen in holletjes in het hout dat aan de dakrand vast zit (dakspanten?). Ook zijn er veel wespen die mini kleihuisjes bouwen in en om het huis.
Om negen uur begint de training en zowaar zijn er vanaf het begin al acht deelnemers en stroomt het snel vol.
Om tien uur word ons gevraagd om te verhuizen. De kerk bevindt zich namelijk in de buurt van het kieslokaal. Bijeenkomsten binnen een straal van vierhonderd meter zijn verboden, ook één dag voor de verkiezingen, tijdens het opzetten van het lokaal. Dus gaan we gezamenlijk op pad naar de pre-school, zo’n vijfhonderd meter verderop. We zijn nu met twintig deelnemers en passen nog net in het lokaal. Eén verlate deelnemer komt hijgend (!) binnen. Dit is ongekend. Iemand in Kenia die zich haast om op tijd te komen! Les tot twaalf uur.
Tijdens de lunch is ‘foundation business’ het gespreksonderwerp. Om half twee heeft Jan een afspraak met drie jongens die van ver komen. Zo ver, dat het een uur lopen uur is en daarom komen ze per pikipiek, de motortaxi. Een enkele reis kost Ksh 100,-. Irmtraud, die de trainingen in september had overgenomen van Jan betaalde ze allemaal Ksh 200,- per dag om naar de training te komen. Dat willen wij niet doen. Het schept een precedent én waar ligt de grens? Hoe ver is ver? Jan besluit dit onderdeel van de training te maken en dus gevoelens en behoeften boven tafel te krijgen. Hij vraagt zowel de drie jongens als de rest van de groep om te kijken hoe zij dit ‘probleem’ zouden oplossen. Een real-life NVC oefening. De tijd tot de lunch blijkt korter is dan nodig om het gesprek af te ronden. We spreken af om na de lunch verder te gaan.
Als blijkt dat Solomon, die van de andere kant van het eiland komt, geen lunchmogelijkheid heeft, nodigen we hem uit om met ons mee te eten. Rijst met bonen. De lunchtijd wordt natuurlijk weer volop gebruikt om van alles te bespreken. Ook het punt van de drie jongens die van ver komen. Evance geeft aan dat de financiële regeling met Irmtraud was gemaakt tijdens een korte absentie van Evance. Hij laat weten dat hij niet blij is met deze oplossing omdat die op den duur niet werkt! Bovendien zou de stichting van de Ksh 800,- per dag die het zou kosten om het transport van de jongens te betalen beter een fiets kunnen aanschaffen. Dat lijkt een meer duurzame oplossing.
De afspraak om de jongens om half twee weer te ontmoeten en hun behoeften helder te krijgen gaat niet door. Eén van de jongens, Paul, heeft zich verplicht om het kieslokaal te helpen opbouwen. De andere twee zijn naar huis om te lunchen en komen niet meer terug. We speculeren een beetje wat daar de achtergrond van kan zijn, maar komen er niet uit zonder van alles te interpreteren. En dat is niet geweldloos. Paul laat via Evance vragen of we hem willen verontschuldigen. Jan gebruikt dit in de training en zo komt het onderwerp ‘empathie voor jezelf’ aan de orde. Eén van de deelnemers, Maurice, ervaart Pauls afwezigheid als gebrek aan respect. Er ontspint zich een gesprek waar iedereen aan deelneemt. Uiteindelijk kan Maurice onderscheid maken tussen Pauls behoefte om de gemeenschap te dienen en zijn eigen niet ingevulde behoefte aan respect.
Maurice is trouwens een mooi voorbeeld van een typische gewoonte onder de Luo.
Zijn middelste vier ondertanden ontbreken. Vóór de pubertijd zijn ze eruit getrokken. We hebben twee verschillende versies gehoord over de achtergrond van dit gebruik. De ene luidt dat het een overgangsritueel is van kind naar volwassenheid. De andere zegt dat het bedoeld is om een onwillige patiënt te voeden in geval van ziekte. De gewoonte is inmiddels (gelukkig) in onbruik geraakt. Omdat ik geen manier kan bedenken om dit onderwerp bij Maurice aan te snijden weet ik niet hoe de vork bij hem in de steel zit.
Die middag blijkt dat de vertaling van Engels naar Luo niet altijd even soepel verloopt. Ruth en James vertalen bij toerbeurt, beiden tegen hun zin in. Ze spreken het beste Engels van alle aanwezigen én hun begrip van NVC is zodanig dat ze het goed over kunnen brengen. Ze willen liever niet hun aandacht verdelen tussen luisteren en vertalen. Het komt dus voor dat ze het even laten afweten.
Soms is er discussie over de vertaling van een woord, omdat niet alle woorden letterlijk te vertalen zijn in Luo. En als Jan lang aan het woord is kan de vertaler niet meer de exacte tekst onthouden en gaat er een eigen invulling aan geven. Meer dan eens ontspint zich dan in Luo een discussie tussen de deelnemers. Wij kunnen dan niet meer volgen waar het over gaat tot Jan iedereen tot de orde roept en om vertaling van Luo naar Engels vraagt.
Direct vertalen van iedere zin voorkomt dit. Een bijkomend voordeel is dat ook de Luo die wel Engels spreken baat hebben bij vertaling omdat ze dan voor de tweede keer horen wat er gezegd wordt.
Aan het eind van de middag is er een ontmoeting tussen de deelnemers onderling. Zij willen de details bespreken voor het afscheidsfeest dat gepland is voor komende zondag. Wij zijn daar niet bij betrokken, want de organisatie is helemaal in handen van de deelnemers zelf.
Daarna gaan Jan en ik met Evance, Ruth en Solomon naar ons ‘kantoor’. Mozes is teruggekomen op de afgesproken prijs. Water mag dan wel voorradig zijn in de regentank, maar als die leeg is dan kost het volgens Mozes Ksh 1000,- per maand om het kantoor van water te voorzien. Bovendien is er één bewaker voor de hele compound. Terwijl dit volgens Mozes voor de bewaking van zowel de linkervleugel (de kliniek) als de rechtervleugel (Badilisha) onvoldoende is. Met name de zonnepanelen van de kliniek zijn een gewilde buit.Dus is er een tweede bewaker nodig en dat kost Ksh 3000,- per maand extra. Al met al vallen de kosten dus hoger uit dan de afgesproken maandelijkse huur.
We betwijfelen of het nou wel zo nodig is dat er een tweede bewaker bij komt. Volgens Ruth ligt die ene meestal de halve nacht te slapen. Aan de anderen kant kan de aanwezigheid van de laptop van de stichting ’s nachts mensen aantrekken die minder edele bedoelingen hebben. We willen ook onderzoeken of de watervoorraad op peil kunnen houden zonder hulp van Mozes. Dus zeggen we hem dat we zullen nadenken over de bijkomende kosten. Bij de bezichtiging van het gebouw worden al gauw een aantal gebreken zichtbaar. Met name het plafond, de deuren en de ramen zijn toe aan reparatie of vervanging.
Bij Ruth aangekomen krijgen we, zoals iedere dag rond zes uur, chai (Indiase thee) en wittebrood met boter en honing. Niet ons lievelingseten, maar aangezien het diner pas om negen uur is, maken we er graag gebruik van. Nog even wippen we langs bij buurvrouw Grace. Zij is verpleegkundige in de kliniek en woont samen met een dochter van haar broer. De broer is onderwijzer en heeft zeven kinderen. Die kan hij niet met goed fatsoen onderhouden en dus is één kind afgestaan aan Grace. Zij voelt zich daardoor minder alleen en heeft iemand die schoonmaakt en de maaltijden verzorgt. Grace heeft zelf nog een volwassen dochter, Naomi, die de vorige keer leuk contact had met Jan. Ze gaf hem ontroerende gedichten. We hebben een cadeautje voor Naomi meegebracht en ik vraag Grace om het haar te geven. Grace is er blij mee en geeft Naomi’s telefoonnummer. Jan belt haar, maar krijgt helaas geen gehoor
In het huis van Grace is één olielamp. Het nichtje is in de keuken aan het koken en heeft de lamp nodig en wij zitten dus bij het licht van een zaklampje te praten. Ik krijg een mangootje aangeboden en er wordt een extra mes gebracht. Het mes waar Grace zelf mee snijdt heeft geen heft.
De rest van de avond kunnen we niet veel doen vanwege de horden muggen. Op het licht van de olielamp komen drommen kleine vliegjes af. Als we dichtbij de lamp komen – noodzakelijk om te kunnen schrijven of lezen – dan vliegen ze in onze ogen, oren en mond.
Het avondeten is geen verrassing; rijst met linzen. Gelijk daarna aan we naar bed, veilig achter het muskietennet. Daar is het rond deze tijd van de dag soms comfortabeler dan in de huiskamer. En veiliger, want de malariapillen die we nemen bieden geen honderd procent zekerheid.
Echt fris voelt het trouwens niet om ongewassen en bezweet in bed te kruipen. Ons wassen bij het licht van een olielamp temidden van een muggenguerilla gaan we zeker niet doen. Ruth en Richard lossen dat anders op. Zij wassen zich vóór het eten. Gewoon, buiten achter het huis, vanwege hun donkere huid nauwelijks zichtbaar in de nacht.
Verkiezingsdag!
Zoals gewoonlijk staat het waswater al klaar in de ‘badkamer’ in het huis van Grace. Lekker warm, gekookt in Ruth’s huis en dan in een grote emmer (op het hoofd van één van de wezen) naar de badkamer getransporteerd. Daar wordt het in een teiltje gegoten zodat we ons met een kopje water kunnen overgieten en kunnen wassen. Ik ben blij dat ik een washandje heb meegenomen, dat hier mooi van pas. Er zit wel een douchekop aan de muur. Blijkbaar niet meer functioneel. Ontbijt: brood met honing en eieren. En chai.
Om half tien ontmoeten we de Deputy Chief van déze kant van het eiland. In de kerk. Want dat is naast het kieslokaal en de Deputy is immers verantwoordelijk voor de veiligheid van de kiezers.
Hij is blij ons te ontmoeten, want hij had al iets over ons gehoord, ook van pater Tielen. En net als de collega-Chief van de andere kant van het eiland was hij onaangenaam verrast door het feit dat er iets gaande was in zijn regio waar hij niets van wist. Nu hij op de hoogte is gebracht van onze bedoelingen zegt hij zijn steun toe. Ook stelt hij het op prijs om een kopie van de statuten van de stichting te ontvangen.
Daarna ga ik een boekje lezen in de schaduw van de kerk. Tot het tijd is voor de lunch. Een soort rijstpasta dit keer, met groente, en tilapia uit het meer: ‘on the bone’ en niet zoals bij ons gefileerd. Het is minder vis dan ik had gewild. We blijken namelijk met zijn zessen te lunchen en dat lijkt meer dat op gerekend is. Het is lekker en ik heb nog honger en op meer gehoopt. Tegelijkertijd schaam ik me bijna voor deze gedachte: voor de mensen hier is het een feestmaaltijd. Gewoonlijk eten ze niet zo ‘uitgebreid’ en vaak slaan ze een maaltijd over. Vis is, ondanks de nabijheid van het meer, niet goedkoop.
Om twee uur, na een meeting met Evance, begint de volgende trainingssessie. De eerste deelnemer is er al een kwartier vóór aanvang! Een bijzondere sessie, vanmiddag, over huiselijk geweld. Dit onderwerp is de aanleiding geweest voor Evance om hier op het eiland NVC trainingen te introduceren. Wie is er weleens door zijn vader geslagen? Alle handen omhoog. Wie heeft er zijn kind, broertje of zusje wel eens geslagen? Alle handen omhoog. Het enthousiasme van de deelnemers is voelbaar als Jan oppert dat we deze ketting kunnen verbreken (al bestaat het woord ‘ketting’ niet in Luo).
Ondanks het feit dat het vandaag verkiezingsdag komt is bijna iedereen komen opdagen bij de training. Gisteren was dat nog niet zo vanzelfsprekend. Er werd rekening gehouden met uitbarstingen van geweld. Dat is hier een gebruikelijk fenomeen rond de verkiezingen. Bij ‘ons’ kieslokaal blijft alles rustig. Heeft de man in uniform, met geweer, die het verkiezingslokaal bewaakt, misschien een preventieve werking?
Het überhaupt een belangrijke dag voor de Kenianen omdat ze vandaag vrij hebben. Aangezien het verplicht is om te gaan kiezen in de plaats waar je geregistreerd staat hebben de mensen reistijd nodig, want praktisch iedereen verplaatst zich te voet. Het is dus ook een dag om elkaar (soms na lange tijd) te ontmoeten. Er wordt heel wat afgereisd vandaag.
’s Avonds bespreken we met Evance en Ruth het trainingsschema voor het komende jaar zodat Jan trainers kan informeren. Het neemt aardig wat tijd om duidelijkheid te krijgen over wanneer de scholen dicht zijn. Dat is van belang omdat er dan trainingsruimte beschikbaar is én de leraren, die een belangrijke doelgroep vormen, tijd hebben om de trainingen bij te wonen.
Ook inventariseren we de NVC bibliotheek. Dit is een groot woord voor de ongeveer twintig boeken die Badilisha inmiddels rijk is. Allemaal schenkingen van trainers. Ze zitten in de bieb, een koffer is Evance’s huis. Evance blijkt niet van alle boeken te weten waar ze zijn. Vandaar dat we een ‘uitleenschrift’ introduceren. Gelukkig hebbenen we nog een schrift over, want dit soort schrijfwaren zijn niet zomaar overal verkrijgbaar.
De rest van de avond én nacht (!) ‘genieten’ we mee van de verkiezingsuitslagen op de radio. Richard is er bijzonder nieuwsgierig is naar.
Na een half doorwaakte nacht begint om negen uur de training in de Babtistenkerk. Vrijwel iedereen is op tijd. De laatste die binnenkomt, Solomon, ziet er uit alsof hij zich gehaast heeft. Voor Nederlandse begrippen misschien niet zo ongewoon. Hier in Kenia getuigt het werkelijk van motivatie.
De les gaat over ‘rapport maken’ en verloopt geanimeerd. Voor een aantal mensen is het een verrassing te ervaren hoe het is als je gesprekspartner jouw gedrag imiteert. Dat dit een manier is om contact en verbinding te maken met een partner is een eye-opener.
Na de lunch gaan we naar Kibisom, ongeveer drie kwartier lopen vanaf Ruth. De bedoeling is dat Jan er een lezing zal geven over NVC. Zes deelnemers aan de training lopen mee, voor een deel om de weg te wijzen. Op Rusinga Island loopt één rondweg, niet verhard. En verder bestaat de infrastructuur uit ‘geitenpaadjes’ zoals ik ze maar noem. Je kunt er alleen achter elkaar lopen, niet naast elkaar. In Kibisom kweken ze ‘healing plants’ kweken. Er is ook een schooltje waar ze tot mijn verrassing ‘Waldorff les’ geven, d.w.z. dat het een Steinerschool, dus op Antroposofische grondslag.
Kibisom is een overweldigend groene plek en schijnbaar zelfvoorzienend. Een ingenieus waterzuiveringssysteem produceert, middels half zwart geverfde plastic flessen, die drie dagen op een zwart oppervlak in de zon gelegen hebben, goed drinkwater. Althans voor de inwoners, Westerlingen zouden dit water niet kunnen drinken. Verder heeft een papierrecycling project, waar ze onder meer schriften maken voor de scholen op het eiland. De leerlingen kunnen er ook een vak leren zoals timmerman of naaister.
De leiding blijkt niets te weten over een lezing en er is dus geen ruchtbaarheid aan gegeven. Om te zorgen dat we niet helemaal voor niets het hele eind hebben gelopen worden er in der haast een aantal, niet allemaal even gemotiveerde, toehoorders opgetrommeld. Desondanks weet Jan er iets aardigs van te maken. Er ontstaat een rollenspel over een situatie die hier vaak voorkomt.
Een vrouw had aan een pastor gevraagd om maïsmeel voor haar te kopen. Deze ging namelijk met een motor naar een plaats waar de maïs goedkoop was. Ze had hem Ksh 2000,- meegegeven in het vertrouwen dat hij drie dagen later terugkomt met de gevraagde zak maïs. Toen dat niet gebeurde is ze hem op gaan opzoeken om te vragen waar de maïs bleef. Hij vertelde haar dat hij het geld voor iets anders had gebruikt. Maar, zo zei hij, over drie dagen verwachtte hij iemand op bezoek van wie hij nog geld tegoed had en dan zou ze het dus terug krijgen.
Een week later zocht de vrouw hem weer op om te vragen waar het geld bleef. Hij vertelde dat die andere man niet was komen opdagen en dat hij dus geen geld had. Hij had nog Ksh 500,-, dus dat kon ze krijgen. Enfin, een jaar later wachtte ze nog steeds op de rest, al had ze niet meer de illusie dat het echt zou komen. En omdat het om een pastor gaat kan ze er niet veel aan doen, zelfs al is de hele gemeenschap op de hoogte. (Jan was even bang dat de bedoelde pastor de voorzitter van de foundation zou kunnen zijn. Gelukkig bleek dat niet het geval.)
Samen met de andere aanwezigen bespreken op welke punten de vrouw misschien andere woorden had kunnen gebruiken om toch haar doel te bereiken. Niet zonder trots en blijdschap constateren we dat Jan’s leerlingen vaardigheden in huis hebben die de andere ontberen.
Er speelt duidelijk een cultuurverschil mee; de kloof tussen arm en rijk en tussen man en vouw is groter dan in Nederland. De onmacht van de vrouw is voelbaar en bepaalt haar levensgeluk. Zij is één van de vele vrouwen die ‘gezegend’ is met kinderen ontstaan uit een ‘seks voor brood’ situatie. Vanwege de grote verspreiding van AIDS haalt een deel van deze kinderen de pubertijd niet.
Voordat we op de terugweg gaan klimt iemand in een hoge mangoboom en schudt aan de takken. De mango’s die uit de boom vallen mogen we opeten of meenemen. Ze zijn klein, van een aparte soort, en bijzonder smakelijk.
Op de terugweg komen we tot mijn verbazing veel mensen tegen; het blijkt marktdag te zijn. Bij Ruth aangekomen krijgen we de gebruikelijke middagthee. Deze keer blijkt het brood op dus is er cake gebakken. Een hele kunst als je geen oven hebt. De cake wordt op een houtvuurtje gestoomd in een pan. Hij smaakt werkelijk voortreffelijk.
’s Avonds heeft Jan een heugelijk weerzien met Naomi. Het buurmeisje is terug uit Nairobi. Nu kan Jan eindelijk helderheid krijgen over waarom Naomi destijds Ksh 75, – aan hem had gevraagd. Zoals vaak in Kenia/Afrika blijft het een vaag verhaal. Een vriendin had haar Ksh 25.000, – nagelaten bij een pater in Sierra Leone. Deze pater zou dit aan haar geld overmaken via de Western Union bank en daarvoor had hij cash Ksh 75,- nodig. Inmiddels was Naomi het contact met de pater kwijtgeraakt.
Tot het avondeten (drie keer raden wat we eten) proberen we wat te lezen of schrijven. Dat valt niet mee. Tegen zeven uur is het te donker om te schrijven en de ene olielamp in de huiskamer geeft maar weinig licht.
Over de verkiezing leeft verwarring. Raila Odinga, de Luo kandidaat, heeft ongeveer een miljoen meer stemmen dan Mwai Kibaki. De Luo gemeenschap is net als de meeste andere Kenianen verbaasd dat de officiële telling nog steeds niet bekend wordt gemaakt.
Tijdens de ochtendsessie doen we nog een keer een Comhotel. Met het onderwerp, verkiezingen, kan iedereen zich verbinden. Gevoelens komen gemakkelijk ter tafel. Een mooi voorbeeld van hoe een Comhotel kan lopen. Centrale vraag: Hoe is het voor jou als Raila Odinga niet tot president wordt beëdigd, terwijl hij wel de meeste stemmen heeft gekregen? Deze vraag roept veel emoties op. De Luo wachten al zo lang op steun vanuit de regering.
De meeste mensen in dit deel van Kenia zijn Christen. Het aantal kerkgenootschappen is bijna niet te tellen. Deze achtergrond helpt de mensen om met compassie te blijven reageren op hetgeen zich afspeelt rondom te verkiezingen. Als het de wil van God is, dan kunnen de meesten zich daar wel bij neerleggen. Boosheid verandert in teleurstelling, onmacht in nieuwsgierigheid naar hoe het verder zal gaan en naar wat de oppositie beweegt om zich niet neer te leggen bij de nederlaag.
Lunch: bonen met gebakken brood. Jan heeft tot de middag afspraken met Solomon, Phoebe en Carolyne (een kapster en cursist van Jan die wil weten hoe ze naar Nederland kan komen). En met Evance.
Naast het feit dat we hier maar kort zijn en veel geregeld willen hebben, is ook het tempo waarin Evance nadenkt (processt, zoals hij het zelf noemt) debet aan de hoeveelheid tijd die gemoeid is met de bijeenkomsten. En niet alleen hij, het lijkt alsof de ‘denksnelheid’ hier lager ligt dan in Nederland. Ik merk dat de rijken (zoals Michael en Mozes) over het algemeen sneller denken dan de armen en veronderstel dus dat (onder)voeding wellicht een factor is die meespeelt.
De middagsessie bestaat uit het lopen van een ‘Dancefloor’, een methodiek om het model van Geweldloos Communiceren inzichtelijk te maken. Daarbij liggen geplastificeerde papieren op de grond waarop staat: gevoelens benoemen of, doe een verzoek aan jezelf of aan een ander. En, wat zijn je behoeften? Ook staat er: benoem je jakhalzen. Dat is voor iedereen lastig, want we willen graag geweldloos zijn en onze jakhalzen, dat zijn onze oordelen. Die willen we niet hebben en dus doen we maar of ze er niet zijn. Daardoor komen ze, op een verwrongen manier, toch naar buiten en leveren gewelddadige reacties op. Dus is het belangrijk om de jakhalzen te onderkennen vóórdat ze naar buiten komen. Ze benoemen helpt om ze te kunnen stallen in het ‘jakhalzencafé’. Daarmee creëren we tijd om te onderzoeken wat de oningevulde behoeften zijn waar de jakhalzen naar verwijzen.
De middag eindigt zoals gewoonlijk met thee én pannenkoeken (yes!).
De radio staat nu echt dag en nacht aan. ‘s Nachts tussen half twaalf tot half één is buiten een hoog gegil te horen. Wij zijn in de veronderstelling dat dit is om te vieren dat Raila heeft gewonnen. Maar gezien de bezorgde uitingen van de eilandbewoners is dit nog niet het geval. Er zijn onlusten in Mbita en Kisumu, vernemen we via de radio. Plunderingen en dergelijk. Ik begin me zorgen te maken. Niet alleen over de lokale bevolking, maar ook over onze eigen terugreis, aanstaande maandag, naar Kisumu. Zou fijn zijn als het maandag weer rustig is, als wij naar Kisumu reizen.
Aan het eind van de dag krijgen we (afscheids)cadeaus. Jan krijgt een rieten mandje van Evance en ik een armband van Mary. Pauline geeft me een ketting en van Ruth krijgen we twee rieten matten voor op de vloer. Gevlochten door de vrouwen van Kageno.
Na het ontbijt gaan we naar Kageno, een wandeling van twintig minuten. Hier is een door Amerikanen gesponsord project dat onder meer voorziet in een aantal laptops. Deze worden tegen lage kosten ter beschikking gesteld aan de plaatselijke bevolking. Daarnaast worden er cursussen gegeven in het gebruik van computers. Er staat een hele batterij accu’s die opgeladen worden door zonnepanelen. Het centrum ziet er netjes en verzorgd uit.
Jan gaf in augustus trainingen in Kageno, maar verhuisde op een gegeven moment naar de NA Noel Pre-school. Er was namelijk net een grote order binnen gekomen voor een soort ‘wasmanden’ van riet. Aangezien dat brood op de plank bracht voor de rietvlechtsters kreeg dit project voorrang boven Jan’s trainingen.
Momenteel is er op Kageno iets nieuws in aanbouw. Er wordt water uit het meer opgepompt en gezuiverd naar een plastic tank geleid die hoog boven de grond staat. Vandaar loopt het water via leidingen naar een kraan. Omwonenden kunnen het water afnemen voor Ksh 1,- per twintig liter (1,13 ct). Dit bedrag dekt de kosten van de installatie en maakt schoon drinkwater betaalbaar voor de lokale bevolking.
Kageno is een idyllisch gelegen dorpje. Het ligt aan het meer en op de oever liggen een groot aantal vissersbootjes. Overal op het strand zijn mensen netten aan het boeten. Het hele strand ligt er bedekt mee. In het dorp schitteren grote aantallen zilveren visjes die op doeken liggen te drogen in de felle zon. Het hele dorp ligt er bezaaid mee.
Mannen zitten op hun gemak het flannen spel te spelen, op een houten bord met steentjes. Overal scharrelen kippen en witte ibissen die hun best doen om de visjes te verschalken. Op de hekken zitten vissen gespietst om te drogen. Verderop worden felgekleurde vissersboten gebouwd en gerepareerd.
Op het hele eiland zijn overal prachtige vogels te horen en te zien, in alle kleuren van de regenboog. Vogels die wij alleen kennen in gevangenschap in een volière. Sommige krijgen we nooit te zien, andere, zoals de wevers, zijn alom vertegenwoordigd. Overal in de bomen hangen hun nesten, waar ze vanaf de onderzijde in en uit vliegen. Zeevogels vliegen rond en proberen visjes te stelen. Een visarend vliegt hoog in de lucht en speurt het oppervlak van de zee af.
Om twee uur zou er een afrondingsbijeenkomst zijn voor de deelnemers aan de trainingen. Nou, dat liep natuurlijk heel anders. Tot onze verbazing was er wel een tijdschema gemaakt voor de feestelijkheden. Twee uur: afronding van de training, drie uur: toespraken van Evance (Badilisha), Jan (NVC), James (hoofd primary school) en de Deputy Chief (de heer Philoman). Tot slot het hoogtepunt van deze dag: de door Marian gesponsorde uniformen worden uitgedeeld aan de kinderen die in januari van de pre-school naar de primary school gaan.
De vrouwelijke cursisten doen het kookwerk, waardoor ze het formele gedeelte van de feestelijkheden missen. Onder de bomen, in de schaduw steken ze vuurtjes aan waarop ze grote ketels zetten. Zo bereiden ze enorme hoeveelheden bruine bonen (oganda), linzen, rijst, kip (kuku), gebakken vis en chapatis tot een voedzame lunch.
Na diverse toespraken worden de kinderen die een uniform krijgen één voor één naar voren geroepen. Dit gebeurt met veel ceremonieel. Eerst deelt Jan uniformen uit. Daarna is de eer aan de Deputy om de rest doen. Hij is als enige gekleed in pak met stropdas. Nogal ‘out of line’ met de rest van het gezelschap.
Tot slot houdt Ruth nog een toespraakje. Ze vraagt ons onze waardering te uiten voor alle mensen die belangeloos hebben meegewerkt aan het oprichten van de foundation en de voorbereidingen van het feest. Dat gaat dan zo: drie maal in de handen klappen, drie maal stampen met een voet en dat afwisselend een aantal keren.
De kinderen van de Pre-school zingen het ‘Wezenlied’ voor ons.
Orphans, Orphans
No mother, no father
No more going to school
Why Orphans? Because of AIDS
Parents take care, we don’t want to loose you
We need your care!
Thank you
We zijn ontroerd door de tekst en de wijze waarop de kinderen het ten gehore brengen. Ze hebben vast veel geoefend.
Na afloop geven we de kinderen een ballon en een rolletje snoepjes. Om deze in ontvangst te nemen worden ze netjes in een rij gezet. Het is een feest om de blijdschap op hun gezichtjes te zien.
Wat over is gaat naar de ouders voor hun, niet aanwezige, kinderen. Op mijn vraag voor hoeveel kinderen ze een ballon en een snoeprolletje willen hebben zeggen ze steevast: drie.
En dan is het tijd voor de feestmaaltijd. Twee groepen zitten aan lage tafels in de school, de kooksters zitten buiten op de stoep en de kinderen installeren zich verderop in de schaduw van de bomen, op de grond.
Na het eten staan we nog geruime tijd met de Deputy te praten. Hij maakt grapjes dat Jan wel op het eiland kan blijven wonen, want dan kan hij vier vrouwen hebben en ze slaan. Hoewel dat laatste als grapje wordt gebracht, is de ondertoon serieus. In deze cultuur is het slaan van vrouwen dagelijkse praktijk.
De Deputy is niet de enige die vraagt of Jan wil blijven. Susan vraagt of we niet een huis willen kopen op het eiland. Dan sturen we gewoon geld naar Nederland voor onze kinderen. Het lijkt erop dat ze in Jan en mij haar verloren ouders terug hoopt te vinden. Meer dan de helft van de mensen op het eiland is wees. Het lijkt bijna gewoon. Wezen worden vaak door anderen in huis genomen. Ze worden ingezet als schoonmaakster, kokkin en kinderoppas. Ze sjouwen kilometers ver met emmers water op hun hoofd en doen de dagelijkse boodschappen met baby’s op hun heup. Het lijkt oneerlijk en tegelijk een manier om de samenwerking voor alle partijen draaglijk te houden.
Na afloop van het feest geven we iedereen een hand. Dat gaat in Kenia op een speciale manier. Ik weet het niet zo te vertellen, het is iets wat ik zou willen laten zien om het duidelijk te maken. Daarnaast zie je vaak dat iemand zijn linkerhand op zijn rechteronderarm legt bij het handen schudden. Dat heeft vast een betekenis. Op mij komt het over als een teken van respect, maar ik kan er ook naast zitten. Ik maak dat op uit het feit dat degene met het minste aanzien dit gebaar toont bij iemand met meer aanzien. Ook dat weet ik niet zeker, omdat ik nog maar zo kortgeleden kennis heb gemaakt met deze cultuur.
Het werk zit erop. Ter ontspanning, en om even samen te kunnen zijn, maken een korte wandeling.
Op de terugweg naar Ruth’s huis komen we langs het Humanisten project. Dit wordt gesteund door ene Dana, een Tjechische vrouw. Het project omvat een mooi groot terrein, met een royale keuken, een eetzaal, twee schoolgebouwtjes, een kantoor en zesendertig slaapplaatsen voor kinderen. De kinderen zijn momenteel afwezig i.v.m. de vakantieperiode. Jan vraagt de manager of hij bereid is om de lege bedden, als de gelegenheid zich voordoet, ter beschikking te stellen van Badilisha. Dat lijkt hem een uitstekend idee, waar beide organisaties baat bij kunnen hebben. Badilisha bedden, en het Humanisten project geld voor eten voor de wezen. Het eiland telt ongeveer duizend humanisten.
De vrolijke feeststemming lijkt ineens verdwenen. Al gauw begrijpen we wat maakt dat iedereen er zo bedrukt uitziet. Mwai Kibaki heeft de overwinning opgeëist. Ondanks het feit dat hij minder stemmen had. Iedereen kijkt verslagen. De vrees bestaat dat de onlusten, die waren uitgebroken in Mbita en Kisumu, zich zullen verspreiden over de rest van het land. Via de radio horen we Kibaki het volk oproepen om de rust te bewaren want er zijn nu eerlijke en vrije verkiezingen geweest (!). De woede onder de (Luo)kiezers is groot. ’s Avonds vernemen we dat er doden zijn gevallen in Mbita en vooral in Kisumu, de woonplaats van Kibaki’s opponent, Raila Odinga. Richard, die voor zijn werk in Kisumu was, komt die avond niet naar huis. Te gevaarlijk om zich op straat te vertonen. De stemming in Ruth’s huis is verre van feestelijk.
Het wordt steeds duidelijker dat we niet op dezelfde manier kunnen terugkeren als we gekomen zijn. Per bus naar Kisumu en vandaar de lijnvlucht naar Nairobi, is inmiddels een gevaarlijke route geworden. Al meer dan veertig doden worden gerapporteerd om nog maar te zwijgen van de gewonden, de plunderingen, de brandstichtingen en de tekorten aan voedsel en belkaarten voor de mobiele telefoons. De voedselprijzen beginnen te stijgen. Wij weten maar al te goed wat dat voor de eilandbewoners zal betekenen.
Aangezien er op Rusinga Island geen vast net is vormen mobiele telefonie de enige vorm van communicatie. Computers hebben stroom nodig en dat is nog bijna nergens op het eiland.
Kibaki stelt ondertussen censuur in en verbiedt livebeelden op tv. De mensen raken verstoken van informatie en worden alsmaar onrustiger. Het enige betrouwbare nieuws komt via de BBC. Kibaki beëdigd als president. Treurnis alom. De eilandbewoners en de andere Luo in het land wachtten al zo lang op een nieuwe president. Iemand die ook hún belangen behartigt. Vanwege het tribale systeem in Kenia worden de mensen, die niet van dezelfde stam zijn als de president, vaak achtergesteld.
De eilandbewoners zijn bezorgd over het lot van hun familie in Kisumu of elders. Velen stellen hun hoop op Barack Osama, één van de presidentskandidaten in Amerika. Hij is half Luo. Misschien kan hij ingrijpen?
Wij hebben inmiddels contact weten te krijgen met Wayne, de Zimbabwaanse manager van de Rusinga Lodge. Hij wil ons wel helpen om een chartervlucht te regelen en vraagt. Of we in staat zijn om € 700,- te betalen? Per sms bevestigen we dat we nog nèt zoveel geld op zak hebben (wel een geluk, want het is niet gebruikelijk voor ons om zoveel geld contant op zak te hebben). Wayne hij zegt ons toe zijn best te doen. Morgen weten we meer.
Wij gaan nog even naar de buren, Naomi en moeder Grace. We kletsen wat en ze zetten ons de plaatselijke snack voor. Dat lijkt op een soort kleine vierkante oliebolletjes zonder rozijnen. We slaan het aanbod af, na het overvloedige feestmaal van net. Ik geef aan dat ik blij ben met hun gastvrijheid en zeg dat ik de snack graag zou meenemen om morgen op het vliegveld van te genieten. Daarop doet Grace alles in een plastic doosje dat we meekrijgen.
‘s Avonds komt het bijna voltallige bestuur van de stichting langs bij Ruth om het budget voor het komende half jaar door te nemen. Na wat plussen en minnen zijn we het eens en gaat iedereen weer huiswaarts.
Wij eten een beetje vis en rijst. Veel honger hebben we nog steeds niet.
Terwijl we wat keuvelen met Evance, Ruth en James, over hoe het voor ons zou zijn om hier op Rusinga Island een huis te hebben, eten we wat ochtend-snacks. Er is niet veel keuze meer. De planken in de winkels raken leger en leger.
Om de tijd te doden besluiten we gezamenlijk een wandeling te maken naar plekken die mogelijk geschikt zijn om te wonen. Evance gaat de motor naar huis brengen. Die motor is overigens gedoneerd aan de stichting. Het stelt Evance in staat om de afstanden snel te overbruggen en zodoende efficiënt te werken. Hij is er beretrots op. Evance vertelde dat hij al tot twee maal toe het leven van een kind heeft kunnen redden doordat hij in staat was het kind met de motor tijdig bij het ziekenhuis in Mbitu te brengen. We spreken af Evance bij hem thuis op te pikken. Jan gaat nog even naar het toilet; het stenen gebouwtje met hurktoilet, een gat in de grond eigenlijk. Eerlijk gezegd is het best lastig mikken.
Bij terugkomst blijkt dat Jan een sms heeft ontvangen van Wayne. Het luchttransport is geregeld. We kunnen naar de Lodge, ter plekke het afgesproken bedrag betalen gelijk wachten op de komst van het vliegtuig. Evance komt weer terug en zorgt per motor voor het vervoer van de koffer die nog over is. Onze andere koffer hebben we aan Evance gegeven en is nu gepromoveerd tot kast (en bibliotheek). Net zoals de kussens van het bankstel worden gebruikt om belangrijke papieren onder op te bergen. Echte kasten zijn een zeldzaamheid.
Samen met James en Ruth gaan we richting Lodge. Onderweg praten we nog wat over de mogelijkheden voor de HIV/Aids afdeling om zelfvoorzienend te worden. Ruth is daar nu projectmanager van.
Na een kilometer of twee lopen komen we bij de Lodge aan. Jan en ik worden naar het kantoor begeleid alwaar we het geld mogen laten zien. Wayne roept vervolgens het vliegtuig op. Betalen doen we aan de piloot, zegt Wayne.
De anderen, die bij de poort moesten wachten (we voelen ons gênant koloniaal), voegen zich nu bij ons.
In afwachting van de komst van het vliegtuigje, zitten we gerieflijk in de tuin thee te drinken. In de schaduw van een eeuwenoude vijgenboom kijken we uit over het Victoriameer. Het meer is zo groot dat we de overzijde, Oeganda en Tanzania, niet kunnen zien. Witte ibissen en andere watervogels zwermen uit over het groene gazon. In de verte zien we de vissersbootjes liggen. Het personeel probeert een kudde geiten te verjagen die zich een weg hebben gebaand door de omheining van het terrein. Een dikke toerist ligt op een ligstoel een boek te lezen.
Op Jan’s vraag aan Ruth: ‘Wat is je het meeste bijgebleven van de training in NVC?’ Zegt ze: ‘Dat kinderen ook behoeften hebben’. Ik probeer te voorkomen dat ze ziet dat mijn ogen vol tranen schieten. Al zou dat het enige zijn dat ze geleerd heeft in de afgelopen veertien dagen, dan is onze reis de moeite waard geweest. Ik voel me dankbaar.
Inmiddels is het lunchtijd en kunnen we aan tafel. Een prima lunch, met voor onze vrienden allemaal onbekende manieren om kip, vis en sla klaar te maken. Ze genieten er zichtbaar van. Net voor het dessert, krijgen we bericht dat het vliegtuig klaar staat voor vertrek. De piloot stelt zich voor, een Keniaan van Britse afkomst. Hij adviseert ons de volgende keer een zachte koffer mee te nemen, want die past in de buik van het vliegtuigje. Onze harde koffer staat nu scheef achter onze stoelen. Dat geeft onbalans in het éénmotorige vliegtuigje.
Op de airstrip nemen we afscheid van onze vrienden. Een droevig gevoel maakt zich van ons meester. De verbinding die is ontstaan gaat dieper dan ik had verwacht. Terwijl we opstijgen zwaaien ze ons uit. We realiseren ons terdege dat we ze achterlaten in een onzekere situatie.
De vlucht verloopt prettig. Vanwege de geringe hoogte kunnen we alles goed zien. De piloot wijst ons op de wegblokkades en brandjes langs de weg. ‘Goed dat jullie vliegen’, zegt hij. We zien nergens verkeer op de wegen. Het is duidelijk dat we over land niet onze bestemming hadden kunnen bereiken.
Na anderhalf uur vliegen komen we aan op Wilson, het grootste kleine-vliegtuigjes-vliegveld in Kenia. De piloot stuurt de taxi chauffeur, die hij zelf voor ons besteld had, naar huis omdat hij niet direct weet waar het Milimani Hotel is. Op een wijze die wij ‘koloniaal’ zouden noemen. Jan en ik generen ons voor deze uitbarsting en staan er wat ongelukkig bij. De koffers worden overgeplaatst in een andere taxi. We gaan op weg naar het Milimani Hotel dat we gereserveerd hebben.
Onderweg zien we een cordon politieagenten, of zijn het militairen? In ME uitrusting. Zo met volle bepantsering zien ze er meer dan dreigend uit. De weg naar het hotel is verder rustig. De brandhaarden zijn in de krottenwijken en liggen niet op onze route. Daar worden Kikuyus verjaagd uit wijken waar de meerderheid Luo is, en andersom. Verjaagd of vermoord of verkracht, lezen we in de kranten.
We drinken wat guavesap in de tuin bij het zwembad van het hotel en dan een glas wijn. Da’s genieten na een periode van onthouding.
Vanaf het balkon van de hotelkamer zien we een aap rondscharrelen. Zo te zien loopt hij gewoon los rond. Even dacht ik nog dat het een kat was.
Op zon- en feestdagen is het meestal druk in het zwembad. Tegen betaling mogen er dan ook niet gasten zwemmen. De vrolijke, ontspannen sfeer doet wat onwerkelijk aan na onze ‘vlucht’.
’s Nachts in bed horen we knallen. Vuurwerk of geweren?
Mailtjes bekijken, kranten lezen, ontbijten. Het lijkt wel vakantie.
Opeens ontdek ik dat het buiktasje ontbreekt. Gisteravond in het restaurant vergeten. De assistent manager, een kordate dame, stuurt bijna iedereen die in het hotel werkt op onderzoek uit. Want, zo zegt ze, misschien zijn het geld en de paspoorten uit het tasje, maar het tasje zelf kan zomaar ergens in de struiken zijn gegooid. Na een uur nemen we het zekere voor het onzekere en laten de kaarten blokkeren.
De ambassade staat ons telefonisch te woord. Mazzel, want het is Nieuwjaar en veel winkels en bedrijven zijn op deze feestdag gesloten. Ze zijn bereid een laisser-passer voor ons te maken. Maar dan moeten we wel naar de ambassade komen. Ze laten aan ons over of we dat, gezien de explosieve situatie, verantwoord vinden. Wat voor keus hebben we? Het vliegtuig is geboekt voor morgen en de situatie in Kenia, noch het werk in Nederland laten veel ruimte voor andere opties. Dus met de taxi op pad. Eerst geld halen uit een automaat (ATM). Gelukkig is mijn bankpasje niet geblokkeerd want die zat niet in het tasje. Geen enkele automaat accepteert mijn bankpas.
Dan maar pasfoto’s laten maken. Alleen kunnen we geen winkel vinden die open is. Zonder foto geen laisser-passer! Terwijl we rondrijden op zoek naar een oplossing rinkelt Jan’s mobieltje. Het is de assistent manager; de buiktas is gevonden! En de paspoorten? Ja, zitten er nog in!
Opgelucht gaan we weer terug naar het hotel. Inderdaad, op het geld na, is alles nog aanwezig. Zelfs de digitale camera. Geluk bij een ongeluk. We bellen de ambassade op en hangen de rest van de dag wat rond in het hotel. De taxi komt om kwart voor zes, dus we gaan vroeg naar bed.
Zo vroeg onderweg naar Kenyatta Airport is er gelukkig maar één ‘roadblock’ met politieagenten. Ze laten ons door nadat de chauffeur de nodige shillings heeft overhandigd. Voor Jan inmiddels een bekend verschijnsel. Blanken die hun vliegtuig willen halen zijn een gewillige prooi.
Het inchecken gaat vlot en de vlucht verloopt voorspoedig.
De rust in Kenia is inmiddels een beetje teruggekeerd. Af en toe vlamt er lokaal nog wel iets op, zo mailt Evance. Een regering van nationale eenheid, zoals afgedwongen door Kofi Anan, is gevestigd. Met veertig ministeries! Jawel, want er zijn ongeveer veertig stammen in Kenia. Eenieder houdt zijn hart vast.
De ontwikkeling van de foundation vordert gestaag. De adoptie van de weeskinderen begint te ‘lopen’.
Aanvankelijke weigerde Mozes om aan de renovatie van het kantoor te beginnen. Hij had het voorschot gebruikt om de dokter te betalen die één van zijn kleinkinderen had behandeld vanwege een trap van een ezel! Inmiddels is hij toch aan de slag gegaan. Eén telefoontje van Jan uit Nederland bleek wonderen te doen.
Voor juli staat er een internationale trainingsactiviteit gepland in Geweldloos Communiceren en Sociocratie.
Wij bidden dat het tegen die tijd echt veilig reizen zal zijn in dit warme (ook menselijk gesproken), mooie en behoeftige land.
Inde van Erven